maandag 5 oktober 2009

Waar vloeit uw geld naartoe als de beurzen dalen?

Hebt u zich ooit afgevraagd waar het geld naartoe stroomt wanneer de aandelenmarkten dalen? Wordt er iemand rijker als u armer wordt? Het antwoord is: 'niet noodzakelijk'.
(netto) –Gisteren kenden de aandelenmarkten een slechte dag. De Europese en Amerikaanse beurzen verloren gemiddeld meer dan 2 procent. Voor Wall Street was het al van 2 juli geleden dat de beurzen er nog zo'n klap kregen. Aanleiding voor het forse verlies waren slechter dan verwachte macro-cijfers. Na het mooie beursherstel van de voorbije maanden, zagen beleggers dus een deel van hun winsten wegstromen. Maar waar stroomt dat geld naartoe?

Aandelenkoersen komen tot stand op basis van vraag en aanbod. Is er veel vraag en weinig aanbod, dan stijgen de koersen. Is het omgekeerde waar, dan zullen de koersen dalen. Er bestaan producten, zoals putopties, waarmee u rijker kunt worden bij dalende beurzen. Maar het geld van de koersdaling zelf, komt niet noodzakelijk bij iemand anders terecht. Zo gaat het in elk geval niet naar de persoon die de aandelen kocht, ook niet naar de onderneming die de aandelen uitgeeft. Voorts zal ook de makelaar niet meer opstrijken dan de transactiekosten die hij aanrekent. De grote vraag is dan: waar is dat geld naartoe?

Afhankelijk van de verwachtingen rond winst en omzet bepalen beleggers een impliciete waarde van een aandeel. Die impliciete waarde komt tot uiting in de aandelenkoers. Als de verwachtingen wijzigen, bijvoorbeeld door een negatief bericht rond het bedrijf, dan zal de aandelenprijs volgen. Een daling in de impliciete waarde laat de eigenaars met een virtueel verlies achter, omdat het aandeel minder waard is geworden. Maar dat virtueel verlies betekent niet dat iemand virtueel rijker wordt.

Boekwaarde

Aan geld hangt ook een expliciete waarde vast. Dit is de echt meetbare waarde van een bedrijf. Die reële waarde krijgt u door alle activa op te tellen en daar de schulden van af te trekken. We spreken dan van de zogenoemde boekwaarde. Deze vertegenwoordigt het geld dat overblijft als de onderneming al haar activa zou verkopen aan marktwaarde en vervolgens alle schulden zou aflossen.

De interpretatie van beleggers hoe goed een onderneming gebruik maakt van haar boekwaarde (expliciete waarde), is de kracht achter de impliciete waarde. Het verklaart waarom de beurskoers vaak boven, maar ook soms onder de boekwaarde noteert.

Voorbeeld
Een voorbeeld dat het verschil tussen impliciete en expliciete waarde illustreert. Het aantal uitstaande aandelen van AB Inbev is 1,6 miljard. Dat betekent dat als de koers van het aandeel met 1 euro daalt, de impliciete waarde van de onderneming met 1,6 miljard euro zou dalen. Toch is de expliciete waarde van de onderneming, die gevormd wordt door de activa, in de tussentijd gelijk gebleven. Het enige wat veranderde, is de perceptie rond het aandeel. En die wijziging heeft de beurswaarde 1,6 miljard euro doen afnemen.

Als beleggers geloven in de capaciteit van een onderneming om iets te creëren, of het nu om een product gaat of om een dienst, dan kan dit de aandelenkoers ondersteunen. Hoe beter een onderneming er in slaagt iets te creëren, hoe hoger de winstverwachtingen en hoe meer geloof beleggers hebben in de onderneming.

In een stierenmarkt wordt een positieve perceptie verder gevoed, wat zich vertaalt in stijgende aandelenkoersen. Zo kan in theorie eigenlijk iedereen geld verdienen in een stierenmarkt. Het tegenovergestelde gebeurt in een berenmarkt, zoals we bijvoorbeeld in 2008 hebben gezien. Aandelenmarkten kunnen dus zowel gezien worden als een vehikel voor waardecreatie, als voor waardedestructie.


bron: netto

Geen opmerkingen:

Een reactie posten